Natuur in het Oldambt, een ingezonden artikel van Aart Jan Langbroek

Foto: Aart Jan Langbroek

OLDAMBT – Hieronder een artikel met als titel “De Paardenbloem”, geschreven door Aart Jan Langbroek.

Wie kent hem niet? De paardenbloem. Omdat ze zoveel voorkomen ─ in bermen, weilanden, parken, tuinen en bosranden, maar niet in het water ─ vinden we paardenbloemen ‘gewone’ bloemen’, kruiden waar we aan voorbijgaan. Misschien dat daarom velen paardenbloemen als onkruid (Gronings: roet) beschouwen. Maar vooral in het voorjaar fleuren ze het groen met hun felgele of geeloranje bloemen op en zijn ze werkelijk een lust voor het oog.

Paardenbloemen bestaan uit een steel met aan het eind een bloemhoofdje, met daarin talrijke gele lintbloemen. Een wonder van schoonheid. De lintbloemen (zie de foto) zijn vereenvoudigde bloemen gezamenlijk in het bloemhoofdje. Daarom behoort de plant tot de samengesteldbloemigen (composieten). De groene bladeren vormen vanaf de grond een rozet (krans). De stengel is hol. Bij beschadiging komt er wit bitter smakend sap vrij.

Naamgeving
In het Gronings noemen we de paardenbloem hondebloum. De wetenschappelijke naam is Taraxacum officinale. In Oudgrieks betekent ‘taraxacum’ geneesmiddel tegen darmkwalen en ‘officinale’ is geneeskrachtig, uit de apotheek. Nog steeds worden delen van de paardenbloem gebruikt in de alternatieve geneeswijze. In de biologische landbouw wordt de paardenbloem in kruiden- en bloemrijk grasland als waardevol kruid gezien voor de gezondheid van het vee.
De plant werd vroeger veel gevoerd aan paarden en varkens. Men dacht dat het witte melksap goed zou zijn voor de melkafscheiding.

Voedsel voor dieren
De paardenbloem wordt graag gegeten door grazende zoogdieren zoals konijn, koe en paard. Voor veel insecten is de nectar en het stuifmeel die de lintbloemen maken een belangrijke voedselbron. Vooral in april en mei bloeit de paardenbloem volop, maar we kunnen ze het hele jaar door bloeiend aantreffen.
Op een dag in mei dit jaar zag ik wel 16 insectensoorten op paardenbloemen: citroenvlinder, gehakkelde aurelia, dagpauwoog, klein geaderd witje, klein koolwitje, akkerhommel, roodgatje (een bijensoort), signaalwespbij, grijze zandbij, kleine rouwvlieg, dambordvlieg, gitje (groep van kleine zweefvliegsoorten), bretelwimperzweefvlieg, jonge grote groene sabelsprinkhaan, twee soorten kniptorren. Vooral gitjes en kleine rouwvliegen waren talrijk.

Signaalwespbij
Op de foto staat een signaalwespbij die snoept van de nectar en het stuifmeel van een paardenbloem. De bij lijkt op een wesp. Het vrouwtje legt eitjes in de broedcel van het vosje (een andere bijensoort). De signaalwespbijenlarve doodt de larve of het ei van het vosje en doet zich vervolgens tegoed aan de nectar en het stuifmeel dat door het vosje was verzameld. Je kunt de signaalwespbij dus een koekoeksbij noemen. Zowel het volwassen insect als de larve eten geen vlees, want het zijn bijen.

Nuttig
In het voorjaar staan nog niet zo heel veel planten in bloei. De paardenbloem is voor insecten juist dan een extra waardevolle voedselbron. Voor vee is de voedingswaarde van paardenbloemen vergelijkbaar met gras. De lange penwortel van de plant zorgt er voor dat zouten uit de diepere bodemlagen beschikbaar kunnen komen voor andere planten. Bodemdieren maken gebruik van de gaten die de penwortels achterlaten in de bodem.

Meer weten? Bezoek dan ivn.nl/afdeling/westerwolde-oldambt en knnv.nl/groningen.

Ingezonden

Op het beeldmateriaal op de website van RTV Westerwolde rusten auteursrechten.